In de tabel hieronder staan drie kolommen.
In de derde kolom staan zelfstandige naamwoorden(ZNW).
In de tweede kolom staan bijvoeglijke naamwoorden(BNW).
In de eerste kolom staan en voornaamwoorden(VNW).
Wat zijn dit voor woorden?
Combineer woorden uit de drie kolommen.
Gebruik van de ZNW ook eens meervoud en verkleinwoord.
Gebruik van de BNW de vergrotende en de overtreffende trap.
Vul daarna de tabel aan met andere ZNW en zinvolle BNW.
Gebruik weer verschillende woorden uit de eerste kolom.