Cijfers en getallen
De antwoorden op de volgende vragen kun je mondeling geven en ook opschrijven.
Het gaat niet om het rekenen, maar om het benoemen en opschrijven in het Nederlands.
-
Wat zijn de eerste 20 Arabische cijfers?
En de eerste 10 Romeinse cijfers?
-
Hoe spreek je de volgende getallen uit:
12, 20, 21, 74, 134, 4541, 2347864 ?
Is dat in elke taal zo?
Hoe zeg je -1, -2, -18, -124 ?
Hoe worden deze getallen genoemd?
Hoe noem je de getallen 2 4 6 8 10 12 14 16 18 20 22 ... ?
Hoe noem je de getallen 1 3 5 7 9 11 13 15 17 19 21 23 ... ?
Wat zijn tientallen en honderdtallen?
-
Welke rekenkundige bewerkingen kun je uitvoeren met getallen?
Hoe spreek je deze bewerkingen uit? Geef voorbeelden.
-
Bekijk 1/2, 1/3, 1/4, 1/5, 1/10, 1/100, 64/8, 22/7. Hoe worden deze getallen genoemd?
Hoe kun je deze getallen op een andere manier schrijven en hoe spreek je dat dan uit?
Wat is 'afronden'?
-
Hoe benoem je de volgende getallen: 100, 1000, 100000, 1000000, 1000000000 ?
En: 0.1, 0.01, 0.001, 0.000001 ?
Het zijn machten van 10. Hoe noteer je die kort? Hoe heet die notatie?
Wat zijn de gebruikelijke namen voor deze machten?
Geef voorbeelden als het om afstanden en gewicht gaat.
-
Hoe kun je 2x2 op een andere manier opschrijven?
En 2x2x2? En 2x2x2x2x2x2x2x2?
Hoe heet de bewerking die het 'omgekeerde' doet? Hoe noteer je dat?
Wat voor getallen - naam en eigenschap - kunnen er 'ontstaan' bij die bewerking?
-
Bedenk en bespreek voorbeelden - schrijfwijze en uitspraak - van:
- lengte, gewicht
- tijd, datum, geld
- oppervlakte, volume
- snelheid
- temperatuur, luchtdruk, windsnelheid, neerslaghoeveelheid
- energie, vermogen
- computergeheugen en snelheid van dataoverdracht
- frequentie
- schaal (kaart, model)